Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [66]En [67]de lammeren [68]zullen weiden [69]naar hun wijze, en [70]de vreemdelingen [71]zullen de woeste plaatsen der [72]vetten eten. 66. Hier stelt nu de profeet ene vertroosting na de dreigementen, willende te kennen geven dat God zijn volk eindelijk zal redden. 67. Anders: schapen; dat is de vrome, onnozele armen, die tevoren van de rijke goddelozen verdrukt werden. 68. Dat is, God de Heere zal hen in zulken algemenen nood onderhouden en van nooddruft verzorgen. 69. Hebreeuws, naar hunne leiding; dat is, gelijk zij tevoren gewoon waren te doen. 70. Versta hier ook de vrome armen, die een tijdlang van de rijke goddelozen als vreemdelingen zijn geacht geweest, of die van de goddelozen of tirannen alzo zijn gekweld geweest, dat zij huis en hof hebben moeten verlaten. Anders: en zij zullen de verwoeste plaatsen der vette vreemdelingen eten. 71. Dat is, genieten of bezitten de woeste plaatsen der vetten; dat is de huizen en akker, die de rijken hebben moeten verlaten, daaruit verdreven en gevankelijk weggevoerd zijnde. 72. Vetten voor rijke weelderige personen, wordt ook gebruikt Ps.22:30; hfdst.10 vs.16. Zij worden Amos 4:1 genoemd koeien van Basan.